Afgelopen vrijdag is Houellebecq achtste en omvangrijkste roman, Vernietigen, in het Nederlands verschenen. Reden genoeg om een derde, opnieuw herziene en uitgebreide (en waarschijnlijk definitieve) editie van mijn essaybundel Aan de rand van de wereld: Michel Houellebecq uit te brengen. Daar werk ik momenteel aan, het boek verschijnt in juni.
Boze witte man
Aan de rand van de wereld is herdrukt! En niet zomaar herdrukt: ik heb het hele boek aangepast naar de stand van zaken anno 2019 en er vier nieuwe stukken aan toegevoegd, waaronder ‘Doodgaan II’ van Houellebecq zelf (een commentaar op ‘Doodgaan I’) en een stuk over Serotonine. Voor de gelegenheid hier alvast een voorproefje. Deze tekst zal op 16 mei ook centraal staan tijdens een gesprek tussen psychiater Dirk De Wachter en mijzelf in het Brusselse debatcentrum deBuren.
‘Bent u communist, meneer Kundera? – Nee, ik ben romancier.’ ‘Bent u dissident? – Nee, ik ben romancier.’ ‘Bent u links of rechts? – Het een noch het ander. Ik ben romancier.’
Milan Kundera, de andere schrijver van wie ik de vaste vertaler ben (hij heeft Michel Houellebecq één keer ontmoet en herinnert zich nog dat deze erg onder de indruk was van zijn schoenen), heeft sinds de verschijning van zijn debuutroman, De grap, een onvermoeibare strijd geleverd om het publiek duidelijk te maken dat zijn romans geen verkapte politieke pamfletten zijn, maar meerstemmige ‘existentiële sondes’ die proberen te ‘ontdekken wat alleen de roman ontdekken kan’. De personages zijn daarin geen spreekbuis voor de ideeën van de auteur, maar ‘experimentele ego’s’ die door hun interactie inzicht bieden in een bepaald aspect van het menselijk leven.
Michel Houellebecq zou dat allemaal niet zo zeggen. In zijn eigen debuutroman, De wereld als markt en strijd, vergelijkt hij personages zelfs met kreeften die in een glazen bak over elkaar heen lopen, en ego’s vindt hij sowieso verdacht. Maar over één ding is hij het in elk geval met Kundera eens, namelijk dat de roman geen simpele ‘illustratie van een idee’ mag en kan wezen – maar laat dat nu juist hetgeen zijn wat de halve wereld sinds Elementaire deeltjes in zijn romans meent te zien, ten goede of ten kwade. En je kunt het die lezers eerlijk gezegd niet eens echt kwalijk nemen; immers, zo zegt Houellebecq in De koude revolutie: ‘Iedereen heeft opvattingen. Mensen hebben opvattingen, en mijn personages zijn geen uitzondering.’ Hoewel alleen de ‘lompste’ lezers de personages maar meteen als direct verlengstuk van de auteur zien.
Complicerende factor: ook Michel Houellebecq is een mens, die zijn politieke opvattingen met enige regelmaat kenbaar maakt in interviews (die hij inmiddels net als Kundera niet meer geeft) en polemische artikelen. Hij heeft daarin ogenschijnlijk dezelfde ontwikkeling doorgemaakt als Pim Fortuyn: van marxistisch naar populistisch-nationalistisch, via een tussenfase rond 2002 waarin hij zich vooral Europeaan zei te voelen en bij de presidentsverkiezingen aankondigde te gaan stemmen op de afvallige socialist Chevènement. Aan die pro-Europese houding (die ongetwijfeld mede was ingegeven door het feit dat hij in Ierland woonde en een tweede huisje in Spanje had) kwam in 2004-2005 ruw een einde na de forse uitbreiding van de EU van 15 naar 25 lidstaten en het door de Franse regering genegeerde resultaat (54,9 % tegen) van het referendum over de Europese Grondwet. ‘Ik geloof niet in Europa,’ zegt hij in 2016 in een lang tweegesprek voor Les Inrockuptibles met – dan nog minister van Economische Zaken – Emmanuel Macron, ‘het is te verwarrend, je hebt niet echt één bevolking, het is te groot, dat kan niet goed gaan.’ In hetzelfde gesprek pleit hij nog maar eens hartstochtelijk voor directe democratie, zijn enige echte politieke wens – en meteen ook de reden waarom hij zich net als Macron noch links, noch rechts zegt te voelen.
Toch trekt hij in zijn opvallendste opiniestukken, waarvan er in vertaling al een paar in De koude revolutie zijn opgenomen, fel van leer tegen wat hij ‘moreel links’ noemt: de weldenkende intellectuele elite die niets tolereert behalve haar eigen tolerantie en met haar ‘antiblanke racisme’ elke open dialoog onmogelijk maakt. In januari 2019 publiceerde hij in Harper’s Magazine zelfs een veelbesproken stuk waarin hij de ‘navrante pias’ Donald Trump omschrijft als ‘een van de beste presidenten die de VS ooit hebben gehad’ (om diverse interessante redenen die uiteraard bijna nergens zijn besproken). Geen twijfel mogelijk: Michel Houellebecq is een angry white male, en dat is precies waarom hij ook in Nederland zo’n grote aantrekkingskracht uitoefent op wat we omwille van de symmetrie ‘immoreel rechts’ zouden kunnen noemen, van Sid Lukkassen tot Paul Cliteur en Thierry Baudet – een rechts dat op zijn beurt alles tolereert behalve linkse tolerantie, en natuurlijk de islam. Dat Houellebecq, door Macron in januari 2019 nog benoemd tot ridder in het Legioen van Eer, wel fel uithaalt naar ‘links’ (en soms naar de islam), maar zich nooit ‘rechts’ noemt en naast bijvoorbeeld de tegendraadse linkse filosoof Michel Onfray vooral vrienden heeft die sympathiseren met de SP-achtige linkse protestpartij La France Insoumise van Jean-Luc Mélenchon, is daarbij van minder belang. Wat telt is het (zeker niet onjuiste, maar zeker ook niet volledige) beeld dat we van de schrijver hebben.
Nog complicerender: juist met dat beeld van zichzelf als boze witte man speelt Houellebecq in zijn literaire werk, door met name de vertellers van zijn ik-romans (De wereld als markt en strijd, Platform, Mogelijkheid van een eiland, Onderworpen en Serotonine) neer te zetten als losers vol wrok over de wereld waarin ze leven. Het rekensommetje is snel gemaakt: hoofdpersoon lijkt op schrijver, dus hoofdpersoon is spreekbuis van schrijver. Zoals Luuk van Middelaar bijvoorbeeld in NRC Handelsblad schrijft over Serotonine: ‘Want uiteraard is het de schrijver ernst. En de standpunten van zijn personages krijgen vandaag ruim baan in het publieke domein. Het pathetische zelfmedelijden van de witte man, telkens in de verf gezet, is dé brandstof achter anti-establishmentbewegingen in het Westen.’ Er is alleen één groot probleem met die manier van lezen, namelijk dat je er de ambiguïteit en (soms zelfs dubbele) ironie van Houellebecqs werk volledig voor moet negeren. Zijn ik-personen zijn geen betrouwbare vertellers die als vanzelf de sympathie van de lezer voor hun levenshouding en hun standpunten winnen, maar juist ietwat afstotelijke individuen met wie we ons maar liever niet identificeren, hoe aandoenlijk ze soms ook mogen zijn. Met veel meer reden kun je dan ook precies het tegendeel betogen, namelijk dat Houellebecq ons via het pseudo-zelfportret van de boze witte man, die blij is dat hij met zijn Mercedes G 350 4×4 diesel in elk geval heeft kunnen bijdragen aan de vernietiging van onze planeet, een signaal geeft: zie de mens. Zijn romans zijn dan een noodroep om liefde, een aanklacht tegen ‘mannelijke’ hufterigheid – en dus indirect een vorm van troost, zoals de vooraanstaande Houellebecq-kenner Agathe Novak-Lechevalier in een recente studie betoogt. Het is de klassieke situatie van de wijzende vinger: kijken we naar de vinger, zoals een kat doet, of volgen we de denkbeeldige lijn?
Hoe dan ook kan Luuk van Middelaar gerust zijn, want zelfs Dostojevski is er niet in geslaagd de wereld via zijn romans te overtuigen van zijn antirevolutionaire ideeën. ‘Literatuur dient nergens toe,’ schrijft Houellebecq dan ook. Wat een andere manier is om te zeggen dat literatuur autonoom is – niet als van de wereld losgezongen kunst omwille van de kunst, maar als domein van het menselijk denken en handelen dat aan zijn eigen wetten gehoorzaamt en zich nooit helemaal laat vangen door, bijvoorbeeld, het politieke.
Driedubbele ironie: Onderworpen
Houellebecqs roman Onderworpen roept nog altijd veel discussie op. Vaak valt het woord ‘profeet’, zoals bijvoorbeeld recentelijk nog in dit opiniestuk van Dirk-Jan van Baar. Met onderstaande tekst, afkomstig uit het boek Aan de rand van de wereld: Michel Houellebecq, wil ik mijn eigen bijdrage aan de discussie leveren. Moraal: pas op, glibberige tekst!
Eerst maar eens twee bekentenissen.
Ten eerste: ruwweg sinds Mogelijkheid van een eiland lees ik bijna niets meer van wat er over Houellebecq wordt geschreven, of het nu gaat om recensies, interviews of wetenschappelijke artikelen. Ik heb een tijdje gedacht dat het was omdat ik alles inmiddels wel zo ongeveer wist en bijna nooit meer op verrassende nieuwe inzichten stuitte, maar het is eigenlijk nog veel erger: ik schat dat ik met het vertalen van Houellebecq inmiddels ruim drie jaar van mijn leven dag en nacht in zijn woorden heb geleefd, het is haast een tweede natuur geworden (waarvan ik er gelukkig meerdere heb), en ik besef nu dat ik eigenlijk gewoon een beetje bang ben dat ik me er te veel door laat raken. Over Houellebecq doen trouwens zoveel meningen de ronde dat het haast een dagtaak wordt om alles te volgen, dus ik probeer me maar liever op zijn werk te richten en zelf mijn mening te vormen – met het risico interessante nieuwe inzichten mis te lopen.
Zo ook met Soumission, of Onderworpen, zoals het boek in vertaling heet. Ik heb het gelezen voordat het verscheen – en ook voordat de heftige discussies over het nog ongepubliceerde boek op gang kwamen in de pers (sinds Elementaire deeltjes een vast programmaonderdeel bij elke nieuwe roman van Houellebecq). De hele stortvloed van artikelen in de Franse en buitenlandse pers heb ik langs me heen laten gaan, op een paar kleine uitzonderingen na. En dan mijn tweede bekentenis: ik vond het aanvankelijk een wat teleurstellend boek, na het absolute hoogtepunt dat De kaart en het gebied wat mij betreft in Houellebecqs oeuvre vormt. Er sprak voor mijn gevoel geen urgentie uit, de tekst leek me te eenduidig, ik had zelfs de indruk dat de schrijver gelukkig was en fluitend een provocerend divertimento had geschreven; en misschien is dat ook wel zo, maar bij tweede lezing vond ik het al echt een goed boek en tijdens het vertalen werd me duidelijk hoe vernuftig Houellebecq weer speelt met stilistische en ideologische ambiguïteit.
Het boek waar Onderworpen me het meest aan doet denken is Platform (waarover ik na het vuurwerk van Elementaire deeltjes aanvankelijk ook een beetje teleurgesteld was, zij het dat de novelle Lanzarote – die ik om die reden niet heb vertaald – me veel erger had doen vrezen voor het vervolg van Houellebecqs schrijverscarrière). Beide zijn geschreven in de eerste persoon, beide spelen op een dubbelzinnige manier de troef van de politieke incorrectheid uit, en beide kunnen gemakkelijk als profetisch worden gelezen door wie de ambiguïteit niet wil zien. Een van de weinige stukken die ik erover heb gelezen, van Libération-hoofdredacteur Laurent Joffrin (door wie Houellebecq overigens al veel langer als een soort verlengstuk van extreemrechts wordt gezien), maakte zijn punt als volgt, als ik het me goed herinner: Houellebecq is een echte schrijver, dat zeker; maar zelfs als zijn gedachte-experiment over een islamitische machtsovername niet is ingegeven door reactionaire dan wel racistische motieven, speelt de schrijver het Front National in de kaart; Onderworpen is dus een verwerpelijk boek, de schrijver heeft zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid verwaarloosd.
Zou het werkelijk? Ik moet eerlijk bekennen (derde bekentenis) dat ik wel met enige angst aan het boek begon, gezien de geschiedenis die Houellebecq met de islam heeft. Wat ligt er meer voor de hand dan een volstrekt ondubbelzinnig anti-islamboek van de schrijver die in Platform het leven van zijn hoofdpersoon had laten verwoesten door een gruwelijke moslimfundamentalistische bomaanslag, en die daarna in een interview verkondigde dat de islam toch wel de achterlijkste religie is? Maar al meteen bij eerste lezing van Onderworpen wordt duidelijk dat het allemaal zo’n vaart niet loopt: de geportretteerde moslimleider Mohammed Ben Abbes is gematigd, moet niets hebben van de extremisten met hun aanslagen en is bovendien een overtuigd Europeaan. Ja, maar dat is ironie, kun je daartegen inbrengen: feit blijft dat hij een moslim is (de maatregelen die hij onmiddellijk begint te nemen zijn ook echt niet mals) en dat de roman dus precies de situatie schetst waarvoor Frans extreemrechts zo bang is, namelijk dat de immigratiestromen uiteindelijk tot zo’n grote verschuiving in de demografie leiden dat de moslims op volstrekt democratische wijze aan de macht zullen komen.
Zeker. Maar de ironie gaat veel verder en bijt zichzelf ook in de staart. Houellebecq koppelt het thema van de moslimimmigratie aan een van zijn eigen stokpaardjes, namelijk de kritiek op het individualisme – die hij nu laat verwoorden door Mohammed Ben Abbes en door de islamitische collegevoorzitter van de Sorbonne, Robert Rediger. Het atheïstisch humanisme en het daaruit voortvloeiende individualisme hebben het Westen van zijn waarden en daarmee van zijn sociale cohesie beroofd, betoogt Rediger, en een terugkeer naar het religieuze is dan ook onvermijdelijk: alleen een religie kan mensen samenbinden.
Dat zei Houellebecqs grote held Auguste Comte ook al. ‘De mens volgens Comte,’ schrijft de auteur van Onderworpen in een artikel uit 2003 (opgenomen in De koude revolutie), ‘kan ongeveer worden gedefinieerd als een sociaal dier van het religieuze type. Vóór hem zag men religie vooral als een systeem om de wereld te verklaren; de rest was daar min of meer een uitvloeisel van. Comte was een van de eersten die hebben aangevoeld dat dit systeem onherstelbaar versleten was, en ook een van de eersten die hebben begrepen dat de pijlers van de sociale wereld op instorten stonden nu de basis eronder wegviel. Een van de eersten die hebben begrepen dat de rationele verklaring van het heelal zich zou moeten beperken tot een bescheidener verhaal, en absoluut de eerste die de sociale wereld een nieuwe religieuze basis heeft proberen te geven.’
Kortom, de islam biedt precies wat het Westen nodig heeft. Immers, het christendom is sinds de middeleeuwen alleen maar afgekalfd door de vele concessies die het heeft gedaan aan het opkomende humanisme: het is niet meer in staat een leidende spirituele rol te spelen. En dat is de ironische (of dubbel ironische, want tegelijk ook serieuze) meesterzet van Houellebecq: hij laat zien hoezeer de ideologische stellingnames van de extreemrechtse identitaire beweging met haar zucht naar traditionele waarden wezenlijk aansluiten bij alles waar de islam als godsdienst voor staat. Rediger zelf heeft vroeger ook deel uitgemaakt van de identitaire beweging, en net als de (eveneens fictieve) Belgische moslimleider Raymond Stouvenens heeft hij zonder enig probleem de overstap naar de islam kunnen maken, juist omdat de verschillen in wezen zo klein zijn.
Wat het allemaal nog compliceert, de derde laag ironie als het ware, is dat het geschetste toekomstbeeld behoorlijk grotesk en onwaarschijnlijk is. Hier heeft de schrijver duidelijk zijn verbeelding lekker de vrije loop gelaten: totaal verlaten snelwegen nadat er een paar overvallen op stemlokalen zijn geweest (maar dat had hij nodig voor de walking ghost phase), razendsnel veranderde vrouwenmode na de verkiezingswinst van Ben Abbes, bevordering van polygamie door de nieuwe islamitische autoriteiten van de Sorbonne, universitaire salarissen die met geld uit Saoedi-Arabië ineens worden verdubbeld… Om nog maar te zwijgen van het absurde pakket maatregelen dat de moslimpresident direct na zijn troonsbestijging weet door te voeren zonder dat de bevolking massaal in opstand komt (waar is het Front National als je het nodig hebt?). Het is te veel om op te noemen, maar juist daarom kun je niet anders dan er ironie in lezen. Met als klap op de vuurpijl ongetwijfeld het personage Alain Tanneur, de voor de geheime dienst werkzame gentleman die tot twee keer toe als een aap uit de mouw van de schrijver wordt geschud: eerst als volkomen onverwachte (maar voor de informatie erg handige) echtgenoot van hoogleraar Marie-Françoise (die zelf eerst wordt getypeerd als een ‘vermakelijke oude klier’ met een ‘onlesbare hang naar roddels’, later als een brave huisvrouw die heerlijke streekgerechten maakt), de tweede keer als volkomen onverwachte medebezoeker in het dorpscafé in de Quercy waar de ik-persoon toevallig is beland. Willing suspension of disbelief? Nooit van gehoord. En Houellebecq komt er niet alleen mee weg, hij geniet er zichtbaar van.
Wat rest is een tekst waar je onmogelijk grip op kunt krijgen, zozeer lopen ironie en ernst door elkaar, als ze al niet met elkaar samenvallen. Onderworpen is in die zin een absurd boek, een boek dat eigenlijk niet zou moeten kunnen bestaan zonder direct in duizend stukken uiteen te vallen. Aan het eind lijkt de hoofdpersoon, François, klaar om zich op zijn beurt te bekeren tot de islam, hij zegt dat hij het ‘waarschijnlijk’ gaat doen en vertelt dan in de voorwaardelijke wijs hoe dat in zijn werk zal gaan. Ik vond dat aanvankelijk een prachtig open einde, maar uiteindelijk doet het er niet eens zoveel toe. Als de bekering in de aantonende wijs was verteld, had dat niets uitgemaakt voor de ambiguïteit van het geheel, want de lezer zou nog met precies dezelfde vragen blijven zitten.
Is Houellebecq voor of tegen de islam? Voor of tegen polygamie? Voor of tegen vrouwenarbeid? Voor of tegen prostitutie? Voor of tegen extreemrechts? Hij zal vast een antwoord op al die vragen kunnen geven, overigens niet noodzakelijkerwijs altijd hetzelfde, maar zijn roman zwijgt in alle toonaarden. Of beter, kakelt in alle toonaarden door elkaar. Dat is kunst.
Klaar!
Het is volbracht: zowel Onderworpen als Aan de rand van de wereld gaat deze week ter perse. De boeken verschijnen ruim op tijd om te worden gepresenteerd tijdens Houellebecqs optreden in Utrecht op 16 mei. Ik hoop binnenkort weer af en toe wat tijd te hebben om hier een berichtje te posten.
Aan de rand van de wereld had niet geschreven kunnen worden zonder de financiële steun die ik via het crowdfundingsproject bij Voordekunst.nl heb gekregen. Ik wil alle donateurs hier nogmaals zeer hartelijk bedanken, met name Allert van Middendorp, Maarten van der Werf, Rogier van Valen, Steve Reid, Pieter van den Blink, Peter Harkes, Ineke Lenting, Rina Spigt, Wilma de Rek, Vittorio Busato, Alberte Roué, Rokus Hofstede, Evelyn Jansen, Rien Wertheim, J.J. de Haas, Wertheim advocatuur B.V. te Zwolle, Liesbeth Korthals Altes, Harry Ruben, Jenny Doetjes, Sabine van Wesemael, Eelke Toonstra, Brigitte Sijm, Jef Schaeps, Wouter Dutilleux, Han Willemse, Christa Stevens, Bart Wilton, Ettienna Borgman, Mark Leenhouts, Clemens Arts en Monica Jansen, Nanda Griffioen, Vincent Berg, Jan Pieter Ekker, Ardjan Noorland, Charlotte Mutsaers, Speakers Academy, Haye Koningsveld, Michiel Laan, Christophe Rosseel, Vlaams-Nederlands Huis deBuren. (Mocht uw naam hier niet tussen staan en u wilt alsnog worden vermeld, geef me dan een seintje!)
En nu maar even een weekje ertussenuit zonder computer.
Verstrengelingen – over Elementaire deeltjes
‘De handeling van het denken en het voorwerp van het denken zijn één.’ Rond die uitspraak van de Griekse filosoof Parmenides bouwt Bedřich Hubčejak, de (fictieve) pleitbezorger van het werk van moleculair bioloog Michel Djerzinski in Elementaire deeltjes, zijn eerste artikel op, getiteld ‘Michel Djerzinski en de Kopenhaagse interpretatie’. De precieze inhoud van dat artikel kennen wij als lezers van het boek helaas niet, maar we bezitten genoeg contextuele informatie om een idee te hebben van de strekking. Ongetwijfeld legt Hubčejak een relatie tussen genoemde uitspraak van Parmenides, de Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechanica (volgens welke op subatomair niveau een waargenomen feit niet los van de meting bestaat) en Michel Djerzinski’s opvatting van de ruimte als voortbrengsel van de geest: allemaal theorieën waarin subject en object onlosmakelijk met elkaar verstrengeld zijn. Ook van Hubčejaks schrijfstijl hebben we een indruk, op basis van een aantal publicitaire leuzen (‘MORGEN ZAL VROUWELIJK ZIJN,’ praat hij een notitie van Djerzinski na) en één langer citaat: ‘Er is geen eeuwige stilte van de eindeloze ruimten, zoals Pascal zei, want in werkelijkheid is er geen stilte, geen ruimte en geen leegte. De wereld die we kennen, de wereld die we maken, de menselijke wereld, is rond, glad, homogeen en warm als een vrouwenborst.’ “Verstrengelingen – over Elementaire deeltjes “ verder lezen