Houellebecqs roman Onderworpen roept nog altijd veel discussie op. Vaak valt het woord ‘profeet’, zoals bijvoorbeeld recentelijk nog in dit opiniestuk van Dirk-Jan van Baar. Met onderstaande tekst, afkomstig uit het boek Aan de rand van de wereld: Michel Houellebecq, wil ik mijn eigen bijdrage aan de discussie leveren. Moraal: pas op, glibberige tekst!
Eerst maar eens twee bekentenissen.
Ten eerste: ruwweg sinds Mogelijkheid van een eiland lees ik bijna niets meer van wat er over Houellebecq wordt geschreven, of het nu gaat om recensies, interviews of wetenschappelijke artikelen. Ik heb een tijdje gedacht dat het was omdat ik alles inmiddels wel zo ongeveer wist en bijna nooit meer op verrassende nieuwe inzichten stuitte, maar het is eigenlijk nog veel erger: ik schat dat ik met het vertalen van Houellebecq inmiddels ruim drie jaar van mijn leven dag en nacht in zijn woorden heb geleefd, het is haast een tweede natuur geworden (waarvan ik er gelukkig meerdere heb), en ik besef nu dat ik eigenlijk gewoon een beetje bang ben dat ik me er te veel door laat raken. Over Houellebecq doen trouwens zoveel meningen de ronde dat het haast een dagtaak wordt om alles te volgen, dus ik probeer me maar liever op zijn werk te richten en zelf mijn mening te vormen – met het risico interessante nieuwe inzichten mis te lopen.
Zo ook met Soumission, of Onderworpen, zoals het boek in vertaling heet. Ik heb het gelezen voordat het verscheen – en ook voordat de heftige discussies over het nog ongepubliceerde boek op gang kwamen in de pers (sinds Elementaire deeltjes een vast programmaonderdeel bij elke nieuwe roman van Houellebecq). De hele stortvloed van artikelen in de Franse en buitenlandse pers heb ik langs me heen laten gaan, op een paar kleine uitzonderingen na. En dan mijn tweede bekentenis: ik vond het aanvankelijk een wat teleurstellend boek, na het absolute hoogtepunt dat De kaart en het gebied wat mij betreft in Houellebecqs oeuvre vormt. Er sprak voor mijn gevoel geen urgentie uit, de tekst leek me te eenduidig, ik had zelfs de indruk dat de schrijver gelukkig was en fluitend een provocerend divertimento had geschreven; en misschien is dat ook wel zo, maar bij tweede lezing vond ik het al echt een goed boek en tijdens het vertalen werd me duidelijk hoe vernuftig Houellebecq weer speelt met stilistische en ideologische ambiguïteit.
Het boek waar Onderworpen me het meest aan doet denken is Platform (waarover ik na het vuurwerk van Elementaire deeltjes aanvankelijk ook een beetje teleurgesteld was, zij het dat de novelle Lanzarote – die ik om die reden niet heb vertaald – me veel erger had doen vrezen voor het vervolg van Houellebecqs schrijverscarrière). Beide zijn geschreven in de eerste persoon, beide spelen op een dubbelzinnige manier de troef van de politieke incorrectheid uit, en beide kunnen gemakkelijk als profetisch worden gelezen door wie de ambiguïteit niet wil zien. Een van de weinige stukken die ik erover heb gelezen, van Libération-hoofdredacteur Laurent Joffrin (door wie Houellebecq overigens al veel langer als een soort verlengstuk van extreemrechts wordt gezien), maakte zijn punt als volgt, als ik het me goed herinner: Houellebecq is een echte schrijver, dat zeker; maar zelfs als zijn gedachte-experiment over een islamitische machtsovername niet is ingegeven door reactionaire dan wel racistische motieven, speelt de schrijver het Front National in de kaart; Onderworpen is dus een verwerpelijk boek, de schrijver heeft zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid verwaarloosd.
Zou het werkelijk? Ik moet eerlijk bekennen (derde bekentenis) dat ik wel met enige angst aan het boek begon, gezien de geschiedenis die Houellebecq met de islam heeft. Wat ligt er meer voor de hand dan een volstrekt ondubbelzinnig anti-islamboek van de schrijver die in Platform het leven van zijn hoofdpersoon had laten verwoesten door een gruwelijke moslimfundamentalistische bomaanslag, en die daarna in een interview verkondigde dat de islam toch wel de achterlijkste religie is? Maar al meteen bij eerste lezing van Onderworpen wordt duidelijk dat het allemaal zo’n vaart niet loopt: de geportretteerde moslimleider Mohammed Ben Abbes is gematigd, moet niets hebben van de extremisten met hun aanslagen en is bovendien een overtuigd Europeaan. Ja, maar dat is ironie, kun je daartegen inbrengen: feit blijft dat hij een moslim is (de maatregelen die hij onmiddellijk begint te nemen zijn ook echt niet mals) en dat de roman dus precies de situatie schetst waarvoor Frans extreemrechts zo bang is, namelijk dat de immigratiestromen uiteindelijk tot zo’n grote verschuiving in de demografie leiden dat de moslims op volstrekt democratische wijze aan de macht zullen komen.
Zeker. Maar de ironie gaat veel verder en bijt zichzelf ook in de staart. Houellebecq koppelt het thema van de moslimimmigratie aan een van zijn eigen stokpaardjes, namelijk de kritiek op het individualisme – die hij nu laat verwoorden door Mohammed Ben Abbes en door de islamitische collegevoorzitter van de Sorbonne, Robert Rediger. Het atheïstisch humanisme en het daaruit voortvloeiende individualisme hebben het Westen van zijn waarden en daarmee van zijn sociale cohesie beroofd, betoogt Rediger, en een terugkeer naar het religieuze is dan ook onvermijdelijk: alleen een religie kan mensen samenbinden.
Dat zei Houellebecqs grote held Auguste Comte ook al. ‘De mens volgens Comte,’ schrijft de auteur van Onderworpen in een artikel uit 2003 (opgenomen in De koude revolutie), ‘kan ongeveer worden gedefinieerd als een sociaal dier van het religieuze type. Vóór hem zag men religie vooral als een systeem om de wereld te verklaren; de rest was daar min of meer een uitvloeisel van. Comte was een van de eersten die hebben aangevoeld dat dit systeem onherstelbaar versleten was, en ook een van de eersten die hebben begrepen dat de pijlers van de sociale wereld op instorten stonden nu de basis eronder wegviel. Een van de eersten die hebben begrepen dat de rationele verklaring van het heelal zich zou moeten beperken tot een bescheidener verhaal, en absoluut de eerste die de sociale wereld een nieuwe religieuze basis heeft proberen te geven.’
Kortom, de islam biedt precies wat het Westen nodig heeft. Immers, het christendom is sinds de middeleeuwen alleen maar afgekalfd door de vele concessies die het heeft gedaan aan het opkomende humanisme: het is niet meer in staat een leidende spirituele rol te spelen. En dat is de ironische (of dubbel ironische, want tegelijk ook serieuze) meesterzet van Houellebecq: hij laat zien hoezeer de ideologische stellingnames van de extreemrechtse identitaire beweging met haar zucht naar traditionele waarden wezenlijk aansluiten bij alles waar de islam als godsdienst voor staat. Rediger zelf heeft vroeger ook deel uitgemaakt van de identitaire beweging, en net als de (eveneens fictieve) Belgische moslimleider Raymond Stouvenens heeft hij zonder enig probleem de overstap naar de islam kunnen maken, juist omdat de verschillen in wezen zo klein zijn.
Wat het allemaal nog compliceert, de derde laag ironie als het ware, is dat het geschetste toekomstbeeld behoorlijk grotesk en onwaarschijnlijk is. Hier heeft de schrijver duidelijk zijn verbeelding lekker de vrije loop gelaten: totaal verlaten snelwegen nadat er een paar overvallen op stemlokalen zijn geweest (maar dat had hij nodig voor de walking ghost phase), razendsnel veranderde vrouwenmode na de verkiezingswinst van Ben Abbes, bevordering van polygamie door de nieuwe islamitische autoriteiten van de Sorbonne, universitaire salarissen die met geld uit Saoedi-Arabië ineens worden verdubbeld… Om nog maar te zwijgen van het absurde pakket maatregelen dat de moslimpresident direct na zijn troonsbestijging weet door te voeren zonder dat de bevolking massaal in opstand komt (waar is het Front National als je het nodig hebt?). Het is te veel om op te noemen, maar juist daarom kun je niet anders dan er ironie in lezen. Met als klap op de vuurpijl ongetwijfeld het personage Alain Tanneur, de voor de geheime dienst werkzame gentleman die tot twee keer toe als een aap uit de mouw van de schrijver wordt geschud: eerst als volkomen onverwachte (maar voor de informatie erg handige) echtgenoot van hoogleraar Marie-Françoise (die zelf eerst wordt getypeerd als een ‘vermakelijke oude klier’ met een ‘onlesbare hang naar roddels’, later als een brave huisvrouw die heerlijke streekgerechten maakt), de tweede keer als volkomen onverwachte medebezoeker in het dorpscafé in de Quercy waar de ik-persoon toevallig is beland. Willing suspension of disbelief? Nooit van gehoord. En Houellebecq komt er niet alleen mee weg, hij geniet er zichtbaar van.
Wat rest is een tekst waar je onmogelijk grip op kunt krijgen, zozeer lopen ironie en ernst door elkaar, als ze al niet met elkaar samenvallen. Onderworpen is in die zin een absurd boek, een boek dat eigenlijk niet zou moeten kunnen bestaan zonder direct in duizend stukken uiteen te vallen. Aan het eind lijkt de hoofdpersoon, François, klaar om zich op zijn beurt te bekeren tot de islam, hij zegt dat hij het ‘waarschijnlijk’ gaat doen en vertelt dan in de voorwaardelijke wijs hoe dat in zijn werk zal gaan. Ik vond dat aanvankelijk een prachtig open einde, maar uiteindelijk doet het er niet eens zoveel toe. Als de bekering in de aantonende wijs was verteld, had dat niets uitgemaakt voor de ambiguïteit van het geheel, want de lezer zou nog met precies dezelfde vragen blijven zitten.
Is Houellebecq voor of tegen de islam? Voor of tegen polygamie? Voor of tegen vrouwenarbeid? Voor of tegen prostitutie? Voor of tegen extreemrechts? Hij zal vast een antwoord op al die vragen kunnen geven, overigens niet noodzakelijkerwijs altijd hetzelfde, maar zijn roman zwijgt in alle toonaarden. Of beter, kakelt in alle toonaarden door elkaar. Dat is kunst.