Citaten in een literair werk zijn voor een vertaler altijd een reden om extra alert te zijn. De auteur laat een vreemde stem spreken in zijn eigen tekst, er vindt een stijlsprong plaats, de doorgaande beweging wordt onderbroken. Voor de gebruiker van Tovertaal vormen citaten dan ook een prachtige gelegenheid om zich uit te leven in de wat woestere stijlexperimenten. Ik werk nu ruim drie maanden met het programma, het ambachtelijke vertaalwerk kan ik inmiddels volledig aan Tovertaal overlaten, de snelheid overtreft mijn stoutste dromen, maar hele dagen achtereen alleen maar pagina’s scannen is ook niet alles, dus elk citaat dat ik tegenkom koester ik als een kleinood.
Het citaat dat ik in deze test centraal wil stellen, staat in Plateforme, de roman waarmee Michel Houellebecq heel Frankrijk vorig najaar weer eens op zijn kop zette, en die ik momenteel vertaal voor De Arbeiderspers. Houellebecq pasticheert veelvuldig andere ‘discoursen’ (dit keer vooral uit de wereld van marketing en toerisme), maar ook van letterlijke citaten is hij niet vies. Een bron waaruit hij regelmatig put is het werk van de negentiende-eeuwse filosoof en socioloog Auguste Comte (1798-1857), de grondlegger van het positivisme. In Elementaire deeltjes zijn twee hoofdstukmotto’s aan het werk van Comte ontleend en komt die bovendien nog twee keer uitgebreid ter sprake, in Plateforme is opnieuw een hoofdstukmotto uit zijn werk afkomstig en leest Michel, de ikpersoon, verschillende boeken van de filosoof. In hoofdstuk 5 van het tweede deel, na te hebben verteld hoe hij zijn pogingen om oosters te leren koken heeft opgegeven (‘het was te ingewikkeld voor me, je moest een nieuw evenwicht tussen de ingrediënten zien te vinden, de groenten moesten op een speciale manier worden gesneden, het was haast een andere manier van denken’) en is overgegaan op de Italiaanse keuken (‘toch wat dichter bij huis’), citeert Michel een passage waarin Comte de ‘merkwaardige metafysische dwaling’ bestrijdt die het gezin als een samenleving in het klein beschouwt:
Fondée principalement sur l’attachement et la reconnaissance, l’union domestique est surtout destinée à satisfaire directement, par sa seule existence, l’ensemble de nos instincts sympathiques, indépendamment de toute pensée de coopération active et continue à un but quelconque, si ce n’est à celui de sa propre institution. Lorsque malheureusement la coordination des travaux demeure le seul principe de liaison, l’union domestique tend nécessairement à dégénérer en simple association, et même le plus souvent elle ne tarde point à se dissoudre essentiellement.
Dit is geen al te moeilijk Frans, en in de standaardinstelling maakt Tovertaal er in een wip het volgende van:
Omdat ze voornamelijk op genegenheid en dankbaarheid berust, is de echtelijke verbintenis vooral bestemd om rechtstreeks, door haar bestaan alleen, al onze affectieve instincten te bevredigen, los van elke gedachte aan een actieve, aanhoudende samenwerking met welk doel dan ook, behalve dat van haar eigen instelling. In het ongunstige geval dat de onderlinge werkverdeling het enige bindende principe blijft, heeft de echtelijke verbintenis onherroepelijk de neiging te verworden tot een eenvoudig maatschap, en meestal duurt het dan niet lang voordat ze fundamenteel uiteenvalt.
Dat kan er goed mee door, lijkt me. Maar de grote vraag bij dit soort citaten is natuurlijk wat voor functie ze precies hebben binnen de context – misschien is een zo neutraal en helder mogelijke vertaling wel helemaal niet de beste oplossing. Inderdaad zijn er genoeg argumenten die ervoor pleiten het citaat in een ander, formeler register te vertalen. Ten eerste wordt het werk van Comte een paar pagina’s eerder omschreven als ‘saai en compact’, Michel moet dezelfde pagina vaak drie of vier keer opnieuw lezen. Ten tweede moet het citaat duidelijk een komisch schokeffect hebben, zo vlak na de passage over Michels culinaire pogingen; het kan geen kwaad dat effect te benadrukken door Comte precies het taaltje te laten bezigen dat wij van een negentiende-eeuwse positivist verwachten. En ten derde kan het gebruik van een duidelijk gemarkeerd stijlregister in dit programmatische citaat, dat nauw verbonden is met Houellebecqs eigen maatschappijkritiek, een manier zijn om ’s mans kenmerkende ambiguïteit (de inmiddels befaamde second degré, waarbij niet duidelijk is of een uitspraak serieus of ironisch moet worden opgevat) voor de Nederlandstalige lezer voelbaar te maken. Kortom, reden genoeg om de instellingen van Tovertaal een beetje aan te passen. Na wat extra woordenboekmodules te hebben geactiveerd en een lichte voorkeur voor verouderde, minder frequente en formele woorden kenbaar te hebben gemaakt, kreeg ik de volgende output:
Aangezien de huiselijke verbintenis bepaaldelijk op genegenheid en erkentelijkheid is gefundeerd, is zij door haar loutere bestaan inzonderheid geroepen om rechtstreeks het geheel van onze affectieve instincten te bevredigen, onafhankelijk van iedere gedachte aan een actieve, aanhoudende coöperatie met enig doel, behoudens dat van haar eigen instandhouding. Indien de onderlinge taakafstemming ongelukkigerwijze het enige liërende principe blijft, vertoont de huiselijke verbintenis onherroepelijk de tendentie te verworden tot een eenvoudig maatschap, en meestentijds valt zij weldra wezenlijk uiteen.
Is dat de toon van een negentiende-eeuwse positivistische filosoof? Het zou goed kunnen. In ieder geval maakt het citaat nu een behoorlijk stijve en daardoor komische indruk, die goed overeenstemt met de drie punten die ik hier boven heb opgesomd. Of zou het nog niet voldoende zijn? Ik zet alle relevante toeters en bellen voluit en lees dan het volgende op mijn scherm:
In aanmerking genoomen dat de unio domestica bepaaldelijk op geneegenheid en erkentelijkheid is gefondeerd, is zij door haare loutere existentie inzonderheid geroepen om onmiddelbaar ’t geheel onzer affectieve aandriften te bevreedigen, los van iedre gedachte aan eene werkzaame, gestadige coöperatie met eenigerlei doel, behoudens dat haarer eigen instandhouding. Zoo ’t onderlinge afstemmen der taken ongelukkiglijk het eenige vereenigende beginsel blijft, vertoont de unio domestica de onafwendbare tendentie tot eene gemeene zamenwerking te veraarden, en valt zij in den regel alras wezenlijk uiteen.
Tja, wat moeten we hiervan denken? Het kan, het is gewaagd, het ziet er behoorlijk negentiende-eeuwsefilosoferig uit, maar als ikzelf als recensent zo’n vertaling zou moeten beoordelen, zou ik waarschijnlijk niet aarzelen het woord ‘effectbejag’ in de pen te nemen. Zo zie je maar weer: ambacht (in dit geval pure rekenkracht) alleen is niet voldoende, er moeten ook nog esthetische beslissingen worden genomen, die alles te maken hebben met de visie die je als vertaler op het werk hebt ontwikkeld: het ‘zo heb ik het gelezen’-principe, dat van elke goede (dat wil zeggen beargumenteerde) vertaling een uiterst verfijnde vorm van literaire kritiek maakt.
Tot slot – ik kan het niet laten – een vertaling met totaal andere instellingen, die nog maar eens bewijst hoezeer Tovertaal zijn naam eer aandoet:
Trouwen doe je omdat je van elkaar houdt en elkaar dankbaar bent. Als je een gezinnetje sticht, kun je onbekommerd je amoureuze impulsen botvieren, zonder daarbij met je partner een ander doel in de gaten te hoeven houden dan dat je elkaar niet kwijt wilt. Wanneer je de pech hebt dat je huwelijk alleen nog maar door afspraken overeind gehouden wordt, is je partner algauw niks anders meer dan een ordinaire zakenrelatie. Als het eenmaal zover is gekomen, kan de bom elk moment barsten.
In de volgende aflevering aandacht voor de grootste Franse schrijver van de vorige eeuw: Marcel Proust.
[Verschenen in Filter 9:2 (2002), © Martin de Haan.]